Van 2015 tot juli 2020 schreef ik columns voor het Brabants Dagblad. Diverse van deze columns zijn terug te lezen op deze website.
Van 2015 tot juli 2020 schreef ik columns voor het Brabants Dagblad. Diverse van deze columns zijn terug te lezen op deze website.
In een rijtje lopen we door de gang van het verzorgingstehuis. De een met een verhuisdoos, een ander met zakken vol kleding. Een kleinzoon draagt een klok, met gemengde gevoelens. Hij is blij met dit erfstuk, maar liever had hij hem nog een paar jaren laten tikken aan de muur bij zijn oma. Wie had dat twee weken geleden gedacht. Ons moeder sukkelde weliswaar met haar gezondheid, maar we waren even vertrouwd met haar dipjes als met de momenten dat ze daar weer uit wist te klimmen.
Dit dal was te diep voor haar, op vrijdag 19 januari is ze overleden.
Verdriet en opluchting krijgen ons te pakken. Even maar, want we moeten direct in de regelstand.
Ik krijg de regie, als enige dochter tussen vijf zonen. Allemaal, inclusief partners en kleinkinderen, gaan we aan de slag. Een organisatie zou jaloers zijn op de vanzelfsprekendheid waarmee iedereen zijn taak pakt.
Een paar dagen later dragen we de kist op onze schouders de Beekse kerk binnen, zoals we dat veertien jaar geleden bij onze pa ook deden.
Rust na de uitvaart is er nog steeds niet. Haar kamer moet leeg, meteen. Belachelijk? Het zou onze verontwaardiging destijds over de lange wachtlijst bij de Clossenborch ongeloofwaardig maken.
Beladen met spullen werpen we een laatste blik de centrale ontmoetingsruimte in. De Pezerikken zijn op bezoek, ter opwarming van het aankomend carnavalsfeest. De bewoners genieten volop als de prins en adjudant in de polonaise voorop lopen.
Ons rijtje sluit niet aan. Nog even niet.
Ik ben geen dochter meer, geen mantelzorger, geen maatje.
Ik weet heus wel dat er betere tijden komen. Maar zoals theoloog Arthur Polspoel het zo treffend uitdrukt; eerst maar eens wenen om het verloren ik.