Van 2015 tot juli 2020 schreef ik columns voor het Brabants Dagblad. Diverse van deze columns zijn terug te lezen op deze website.
Van 2015 tot juli 2020 schreef ik columns voor het Brabants Dagblad. Diverse van deze columns zijn terug te lezen op deze website.
‘Hèddet al geheurd?’ Mensen hoeven de vraag maar te stellen en ik voel hem al aankomen. Er is wéér iemand dood. Sinds ons moeder in januari overleed, zie ik veel overlijdensadvertenties en rouwstoeten voorbijkomen. Werkend op kantoor aan de Beekse Vrijthof herken ik nu ook het voorluiden van de kerkklokken, daags voor een uitvaart. Ze zijn regelmatig te horen.
En al sterven er opvallend veel mensen deze tijd, het is een onderwerp dat mij nu vanzelfsprekend extra opvalt.
Eigenlijk ben ik nog in rouw ondergedompeld, maar ik parkeer mijn emoties. Ik moet door. Het werk stapelt zich op en we zitten midden in een verhuizing. Nog meer emoties. 25 jaar lief en leed gaat door onze handen. Foto’s van de muur, kasten uitruimen en dozen inpakken. Minutenlang staar ik voor me uit met een Mariabeeldje in mijn hand, ooit door ons moeder meegebracht uit Lourdes.
Maar dan zet ik er stoer mijn schouders weer onder. Vooruit met de geit. Ouders gaan dood, zo is het nu eenmaal en ik ben heus niet de enige die daar mee heeft te dealen. Bovendien, na een maand moet je niet meer zeuren. Dat zegt niemand tegen mij, behalve dat stemmetje in mijn eigen hoofd.
En toch, terwijl ik mijn verdriet probeer te overleven, zie ik het steeds duidelijker. Ik ben door de jaren heen zo vaardig geworden in deze hectische en multi-taskende samenleving, dan moet ik toch ook in staat zijn om een beweging de andere kant op te maken? Tegen mijn omgeving te durven zeggen: Ik doe even niet mee, ik meld me wel weer een keer. We zien wel wanneer.
Stel dat het stemmetje in mijn hoofd me dát zou zeggen. En dat ik daar ook werkelijk naar zou luisteren.
Dat zou pas écht stoer zijn.